onvast, vergankelijk, teer, zwak, broos, bros, frêle,...

slap, ontroerd, teer, gevoelig, week, teergevoelig,...

pek, teer, eboniet, asfalt, roet

fijn, mager, fijntjes, onvast, ras, vergankelijk, teer,...

schraal, teer, droog, priem, gereedschap, knapperig,...

netelig, hachelijk, fijn, tactvol, behoorlijk, keurig,...

fijn, diep, warm, dicht, innig, diepst, intiem,...

teer, elateriet, bestratingsmateriaal, aardpek,...

teer, asfalt, asfalt(gezuiverd vloeibaar)

fijn, rank, teer, tenger

teer, dichterlijk, gevoelvol

slap, teer, verwijfd, sybarietisch

moeilijk, netelig, hachelijk, fijn, lekker, delicieus,...

pijnlijk, netelig, fijn, innig, hartelijk, liefderijk,...

teer, zwak, broos, krokant, frêle, fragiel, brokkelig,...

teer, zwak, wankel, broos, gevoelig, ontvankelijk,...